Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; ook al de Levieten, die de ark droegen, en de zangers, en Chenanja, de overste van het opheffen [26]der zangers; ook had David [27]een lijfrok aan van linnen. 26. Anders, des gezangs. Of aldus, met de zangers. 27. Waarmede hij zijn koninlijke waardigheid en grootheid als bedekte voor de grote waardigheid en majesteit Gods, zich houdende als de andere dienaren in den dienst Gods. Hebreeuws, en op David was een efod.